Friday, May 18, 2007

Namibië, 29 april – 6 mei ‘07

Namibië, het op-een-na-laatste land!

We fietsten er hard doorheen; in 8 dagen ca. 1200 km. Lange dagen dus; veel kilometers. Saai ook, wat betreft het eerste gedeelte. Daarna werd het spectaculair mooi.
Het fietsen ging goed, we reden meestal in een groot peloton tot aan de lunch en met een kleinere groep racers tot aan finish. De meeste mtb’ers hadden geregeld een serieus versnellingsprobleem, zeker wanneer er gunstige wind stond. Met ‘44-tandjes-voor’ en ‘11-achter’ hoorde je wel vaker ‘I’m running out of gears!’ of nog erger: ‘oh yeah, I already did on top of the hill!’. ‘Spinning my ass off’, geregeld tussen de 40 en 50 km/uur rijdend, vond ik het ook behoorlijk frustrerend en snakte naar mijn racefiets. Zeker bij de vierde en laatste tijdrit van deze tour, op de laatste dag in Namibië.
We kwamen Namibië vanuit het oosten binnen, grensovergang ‘East Gate’. We vervolgden de route westwaarts tot aan de hoofdstad Windhoek, vanwaar we naar het zuiden afbogen, en via het nationale park Fishriver Canyon (Visrivier op z’n Afrikaans) in Zuid-Afrika uitkwamen.

De eerste helft kwamen we nauwelijks mensen tegen. Enorme uitgestrekte droge landschappen, met weinig begroeiing en wat rotsen en kliffen op de achtergrond. Voor Jack, onze tourleider, voelde het aan als thuiskomen; hij komt uit Zuid-Californië. Het landschap volgens hem is in dit gedeelte van Namibië, net als in Zuidwest Amerika, een ‘arid desert’. Niet volkomen droog dus, maar wel genoeg om het woestijn te noemen.
Het werd ook kouder; slaapzakken werden weer noodzaak, arm- en beenstukken werden op de rustdag uit de ‘permanent bags’ gehaald en er werd deze dagen wat afgehoest en -gesnotterd.
En in Namibië kwamen we voor het eerst in aanraking met ‘Afrikaans’. Geografische namen als ‘Swartkoppie weg’, ‘Swartmodder’, ‘Buitenpos’, ‘Rietfontein’ en ‘Kotzeshoop’ op de verkeersborden. En met Duits, aangezien Namibië een Duitse kolonie is geweest. Namibiërs spreken soms een mix van Duits, Afrikaans en Engels. Je ziet de Duitse invloeden terug in namen (de Strauss-, Guthenberg- en Königstrasse in Windhoek), voedsel (je kunt Schwarzwalder kirsch taart bestellen bij de bakker en bediend worden door een serveerster die vloeiend Duits spreekt, hoewel ze Namibië nooit is uitgeweest), auto’s (Mercedessen en BMW’s) en bijvoorbeeld architectuur (puntdaken).

Windhoek deed zijn naam eer aan. De middag dat we deze hoofdstad binnenreden, stond er enorme tegenwind en was het een middag onverwacht afzien. De finish van de race lag al op 80 km., maar totaal was de dagafstand ca. 150; ‘non-racend’ konden we de hoofdstad zo verantwoord binnenrijden.
Ik reed na de race met Chris, Adrie, Jan en Dave. Chris en Adrie ‘haasden’ ons de tegenwind en de heuvels door.


Dave (zie foto) is een mooi verhaal. Hij komt uit Zuid-Afrika en woog bij vertrek ca. 125 kg. Je vroeg je echt af hoe zo iemand bij deze tour belandt. ‘Redelijk ambitieus’, was een understatement als gedachte in Cairo. Maar de afgelopen weken komt hij helemaal los. Inmiddels zo’n 25 tot 30 kg. lichter, haakt hij vaak heel wat tientallen kilometers aan bij de racers, beklimt nog een berg op een rustdag of zwemt als enige naar de overkant als we bij een rivier kamperen. Hij is een Afrikaan in hart en nieren, is vol van het zuidelijke gedeelte en kan je met zijn enthousiaste verhalen helemaal overreden als je twijfelt over de bezienswaardigheid van een bepaald gebied.

Maar hij werkt in de ICT aan de ETH in Zürich en heeft het daar niet helemaal getroffen wat betreft zijn sociale leven. Je ziet hem eigenlijk al ’s avonds in zijn eentje pizza’s zitten eten... Al fietsend door zijn eigen continent komt hij langzaam maar zeker helemaal tot zijn recht. Echt prachtig om iemand zo te zien veranderen in deze vier maanden. En zo zijn er meer voorbeelden in de groep.

Het was wel tegenwind op weg naar Windhoek, maar we reden de luxe tegemoet. Het blijft raar om met Westerse welvaart geconfronteerd te worden. Waarschijnlijk zal het straks terug in Nederland heel snel wennen, maar hier is het nog steeds een feestje: wireless internet, voor het eerst een goede fietsenzaak, magnums, warm water, stroom, etc., etc.
Bij de fietszaak ontmoetten we de Namibische winnaar van de Trans Alp (MTB) Challenge van ‘98 en ’04; Manie Heymans. Hij had veel respect voor ons, maar voor mij was dat toch wel een beetje de wereld op z’n kop. We hadden hier wel met een ander soort niveau te maken.

Dag 6 sloegen we voor drie dagen een onverharde weg in; het laatste stuk ‘dirt road’ van deze tour. Het was een onverharde weg van relatief goede kwaliteit. Maar toch nog frequent stukken ‘wasbord’ en zandstroken, die ons akelige flashbacks van Soedan en Noord-Kenia bezorgden. Maar net als toen kwamen we met deze dirtroad ook weer in een heel bijzonder afgelegen gebied terecht.
Het zijn voor mij toch deze offroad-ritten die de identiteit van de TDA voor een belangrijk deel bepalen. Ondanks het afzien, vormen ze achteraf juist ook de mooiste herinneringen. ’s Avonds aan de Amarula (een soort Afrikaanse Baileys), werd er op de rustdag in Ai-Ais al nostalgisch gesproken en gelachen om de absurditeiten van onze desertcamps in het noorden.

Het gebied waar we met deze dirtroad inreden was ‘Fishriver Canyon National Park’.
De Visrivier, die uitmondt in de Oranjerivier (een van de twee grote rivieren van Zuid-Afrika) heeft deze kloof gedurende duizenden jaren uitgesleten. Na de Amerikaanse Grand Canyon schijnt het ’s werelds grootste canyon te zijn.
We fietsten naar twee verschillende uitzichtpunten om de canyon van dichtbij te bekijken, maar eigenlijk was het hele gebied rond de canyon waar we deze dag doorheen fietsten, dramatisch mooi. Rood, bruin en grijs waren de overheersende kleuren, naast een strakblauwe warme lucht. Het was weer heet en je kwam bijna zonder water te zitten in dit uitgestrekte landschap. Uiteindelijk kwamen we in Ai-Ais uit, een ‘godverlaten’ plaatsje waar Namibisch bekendste wandeltocht, een 3- tot 5-daagse tocht door de canyon, op uitkomt. Dit plaatsje beschikt over enkele natuurlijke warmtebronnen en thermaalbaden, maar die laatste zagen er zo verwaarloosd uit, dat je er alleen inging als je bewust een legionella-infectie wilde oplopen.
Ai-Ais ligt er ontzettend mooi bij. Na een lange afdaling door het droge gebied kwamen we uit in een soort oase van palmbomen en gras, van alle kanten omgeven door roodbruine rotsen, die de hitte in dit plaatsje vasthouden.
In Ai-Ais was verder bijna niets te doen of te kopen (pizza? ... sorry geen kaas, milkshake?... sorry geen melk; een situatie die we vaker meemaken in Afrikaanse restaurants... ‘Wat hebt u wel van de menukaart?’ Er was ook geen brood meer, zodat twee stafleden de volgende dag 200 km. zijn gaan rijden om het ontbijt van de volgende fietsdag te kunnen garanderen) , dus het werd hier voor ons een echte rustdag. En er was wel een zwembad, dus na de eerder genoemde Amarula, gingen we ’s avonds laat met een aantal superlekker zwemmen in het volle maanlicht.

Een korte noot bij de foto’s:




• Grensovergang Botswana-Namibië. We rijden hier op de ‘Trans-Kalahari-Highway’. De Kalahari-woestijn vormt het landschap van Oost-Namibië. En overigens ca. driekwart (!) van het landschap in Botswana.



• De foto van de lange, rechtdoorgaande, licht dalende weg is het parcours van de 4e tijdrit. Niet vreemd om hier 'uit je versnellingen te lopen'... Lekker fietsen, 'non-race day' na de tijdrit.


• Omgeving Windhoek


• De dag dat we Windhoek uitreden, passeerden we de Steenboks- ofwel Zuiderkeerkring. Patrick (ZA) en Remy (Canada) bij het bord.


• Nog een overeenkomst met de beelden van Zuidwest-Amerika; dit type windmolens, die grondwater oppompen.

• Er volgden een paar aparte kampeerplekken. Toen Amsterdam feest vierde met Koninginnedag, zat ik in het laatste echte bushcamp van deze tour, met echt helemaal niets tot ver om ons heen.



• De volgende nacht stonden we in een nogal luguber semi-bushcamp aan een spoorlijn. Naast een kerkhof van ‘gevallen’ Duitsers en Engelsen tijdens WO II, stonden er drie vervallen huizen. Aan bepaalde kanten van deze huizen mochten we niet kamperen vanwege de slangenholen! De slangen hebben we verder niet gezien, maar je zorgde wel dat je je hoofdlamp op had ’s avonds en ‘s nachts.










• En de dag daarop kwamen we uit op een heel excentrieke plek vol ‘kokerbomen’. (‘quivertrees’). Het werd gerund door een kunstenaar die her en der tussen de rotsen en kokerbomen bizarre poppen en voertuigen had neergezet. De kokerboom is goed aangepast aan de droogte, want houdt met een sponzige stam veel water vast. Van het hout maakten Afrikanen kokers voor hun pijlen; vandaar de naam. Niet ver van onze kampplek, ligt Namibisch ‘Quiver Tree National Park’, waar zo’n 250 kokerbomen bij elkaar staan.
De avond en ochtend waren alweer fantastisch met de contouren van de kokerbomen in het licht van de ondergaande en opkomende zon. Zelfs een broodnuchter persoon wordt hier in Afrika nog romantisch.


• De tandem op de afslag naar het ‘Canon Road House’, een mooie ‘lodge’ na een lange onverharde dag.




Fishriver Canyon National Park. De canyon is enorm; 150 km.lang, op sommige plekken 27 km. wijd en ca. 550 m. diep.


• De afdaling naar Ai-Ais. Je ziet; de weg lijkt bijna van asfalt, maar er zitten wel verraderlijke stukken wasbord en los zand tussen.


• Ai-Ais van bovenaf


• Janet en ik


• Aftellen naar Capetown: je ziet de turfjes op Betsy, de lunchtruck en naast mij Thor, ‘Lord of the Lunchtruck’.

0 Comments:

Post a Comment

<< Home